Onderstaand verhaal is geschreven als vervolg op Manu en de vis en is bedoeld ter inspiratie voor de geschiedenisles van klas 5 over oud India, niet om een letterlijk lesvoorbeeld te zijn.
Een nieuw begin
Eenmaal in India moesten Manu en zijn mensen helemaal opnieuw beginnen en kijken naar de hemel en de aarde en wat zij hen te bieden hadden.
Nu zijn in India de seizoenen anders dan hoe Manu ze kende en hoe wij ze kennen.
Er zijn geen vier seizoenen, maar drie.
Er is een warm seizoen, een nat seizoen en een koud seizoen.
In het warme seizoen schijnt de zon met een enorme kracht en het is dan heel erg heet. Er is dan lange tijd geen wolk aan de hemel te bekennen.
De aarde wordt door die warmte gebakken tot ze droog en grijs is en planten verwelken en gaan dood. Rond het middaguur is het zo warm, dat de mensen en dieren beschutting zoeken in de schaduw en zich niet buiten in de zon wagen.
Na 3 a 4 maanden van die enorme hitte, komen er wolken aan de lucht. En al snel is de hele hemel grijs en donker van de wolken. Het bliksemt en dondert en dan gaat het regenen. Het regent daar niet zoals hier, het gaat zo hard regenen dat je maar een paar meter ver kunt kijken.
En elke dag regent het een paar uur op die manier.
De aarde wordt weer nat en de planten beginnen te groeien. En al na een paar dagen is alles weer groen.
Een paar maanden later komt de regentijd aan zijn einde. De regen stopt en de lucht wordt weer blauw. Nu komt het koele seizoen.
Het koele seizoen is niet echt koel, het is als een lekker warme, maar niet al te hete zomer zoals wij die hier kennen.
En dan, een paar maanden later, wordt het weer warmer en dan begint het hete seizoen weer.
Manu legt het wonder van de seizoenen uit aan zijn volk
Manu keek naar wat er gebeurde en hij zei:
Zoals er een regenseizoen is dat leven geeft aan alles op aarde, zo is er in de hemel een god die de aarde schiep en die het leven schonk aan alles dat er is. Deze hoogste god is Brahma.
En zoals de planten groeien en de vruchten rijpen in het koele seizoen na de regen, zo is er een tweede god die voor de aarde zorgt die Brahma geschapen heeft. Deze tweede god zorgt voor het leven en beschermt het en dat is Vishnu.
En de derde god, die net als de brandende hitte van het hete seizoen is, die zorgt ervoor dat dingen verschrompelen en sterven, hij is de vernietiger, en dat is Shiva.
Precies zoals er in oud India in de natuur om hen heen drie seizoenen waren, zo waren er ook drie goden die ze moesten eren.
En in die tijd deden de mensen dat niet alleen door te bidden, maar ze gaven de goden ook offers.
Als ze vruchten oogsten en bloemen plukten, dan werden er ook altijd een aantal op het altaar gezet als geschenk voor de goden. Met dat offer en het gebed vroegen de mensen de goden om hun zegen en om voor hen te blijven zorgen zoals ze deden.
Nu was de natuur in oud India zo, dat door de seizoenen en de temperaturen die er daar zijn, er heel veel vanzelf groeide.
Mango’s, lychees, vijgen en nog veel meer, groeiden daar in het wild. En veel zoeter en sappiger dan hoe wij ze kennen hier uit de winkel.
Generatie na generatie keken de mensen naar de natuur om hen heen en naar het wonder dat zich elk jaar opnieuw voltrok.
Door hoe de natuur voor hen zorgde met wat er overal om hen heen groeide, hadden ze geen echte boeren nodig, en ze hadden het ook niet nodig om alsmaar te jagen om hun maag te vullen, zoals dat hier, waar wij wonen, in die tijd wel nodig was.
Dat zorgde ervoor dat ze een enorme dankbaarheid voelden en dat ze alles om hen heen zagen als een uiting van een van die goden.
Ze geloofden dat het goddelijke het echte was en het aardse een zwakke afspiegeling van het goddelijke. Zoals je als je in het water kijkt een zwak spiegelbeeld van jezelf kunt zien in plaats van dat je echt jezelf ziet, zo dachten ze dat je in de wereld om je heen, hier op aarde, niet het echte goddelijke kunt zien, maar een verzwakte weergave ervan, een uitdrukking van het goddelijke.
Dharma, karma en één worden met God
Het ene doel in het leven in oud India was voor hen om de aarde te verlaten en op te gaan in het goddelijke en dat kon alleen als je precies zo leefde als de goden van je wilden.
Daarvoor moest je het goddelijke pad volgen en dat noemden ze de Dharma.
Aan het einde van ieders leven kijkt god of je de juiste dingen hebt gedaan in je leven en hij maakt de balans op.
Een heel enkele keer heeft iemand alleen maar goed gedaan, waardoor hij geen lessen meer op aarde hoeft te leren. Dan hoeft hij niet opnieuw geboren te worden en is hij verlicht en wordt een met het goddelijke.
Heeft iemand meer dingen gedaan die goed waren, dan die slecht waren, dan wordt hij in een volgend leven herboren als een beter mens.
Heeft iemand meer dingen gedaan die slecht waren, dan die goed waren, dan wordt hij geboren als arm mens, of krijgt een leven met tegenslagen of ongeluk of hij komt zelfs terug als een dier.
Dit wordt karma genoemd.
Hier komt het woord karma vandaan.
Omdat ze geloofden dat hun gebeden zorgden voor de overvloed die er was, zagen ze het bidden en het offeren en hun goden eren als het allerbelangrijkste, het allerhoogste wat een mens kan doen.
En omdat ze zoveel bezig waren met het bidden en het proberen zo goed mogelijk te leven, ontdekten ze dat er heel veel verschillende manieren zijn om te bidden en om diep van binnen te voelen wat het juiste is om te doen, wat de goden van je willen en wat jouw pad is. Dat juiste pad, dat wordt je Dharma genoemd.
Zo ontdekten ze een woord, dat ze het goddelijke woord noemden: Ohm.
Als je dat woord zegt, of eigenlijk zingt, kun je het goddelijke in jezelf voelen ontwaken.
En ze ontdekten manieren van bewegen die ze goddelijke bewegingen noemden: yoga.
En elke ochtend groetten ze de zon met de zonnegroet om de goden te groeten en het goddelijke in henzelf te wekken.
Er zijn allerlei verschillende versies van de zonnegroet, deze is geschikt om in de klas te doen:
En ze ontdekten dat zingen hen dichter bij het goddelijke liet komen en ze zongen mantra’s.
En ze ontdekten dat de juiste voeding hen dichter bij het goddelijke bracht en ze ontwikkelden de ayurveda.
De verschillende goden van oud India laten zien hoe veelzijdig God is
Omdat ze alsmaar zo met hun goden en met het bidden bezig waren, gingen ze in alles om hen heen een uitdrukking van het goddelijke zien.
Al die uitdrukkingen gaven ze verschillende namen en zo ontstond er een geloof waarin er heel veel verschillende goden zijn die allemaal een klein stukje van de grote god laten zien. Die godsdienst bestaat vandaag de dag nog steeds en die heet het hindoeïsme.
En met al die verschillende goden en godennamen, bedachten ze ook heel veel mooie verhalen om elkaar te kunnen vertellen hoe geweldig die goden waren en hoe bijzonder de wereld van de goden was.
Van dat oud India van heel lang geleden, is er niet zoveel overgebleven. In elk geval niets wat je met je handen kunt vastpakken.
Wat er wel nog is, is het woord Ohm, de yoga, de mantra’s en de ayurveda. En daarnaast zijn er heel veel verhalen die van generatie op generatie doorverteld zijn.
Hieronder deel ik één zo’n verhaal met je.
Het heet:
Een huilende koe, een verhaal uit oud India
Misschien weet je het al, de aarde is een levend wezen. Ze heeft geen armen en benen, maar dat heeft een slang ook niet. Ze heeft geen ogen en geen mond, maar dat heeft een pompoen ook niet. En zoals een slang en een pompoen toch leven, zo leeft de aarde ook.
De mensen, de dieren en de planten wonen op de huid van de aarde zoals er bacteriën op onze huid wonen. Heel kleine levende wezentjes die je met het blote oog niet kunt zien. Soms zitten er van een bepaalde soort opeens heel veel op je vel. Te veel. En als dat een verkeerde soort is, een kwade soort, dan krijg je een huidziekte.
Meer dan vijftig eeuwen geleden had Moeder Aarde zo’n huidziekte. Er zaten te veel kwade, boze mensen op haar vel. Het waren duivelse vorsten met oppermachtige legers.
Moeder Aarde voelde zich er akelig van. Ze werd er misselijk van. En ze zag maar één mogelijkheid om ervan af te komen. Als Brahma haar zou komen helpen, dan zou ze weer gezond verder kunnen leven.
Moeder Aarde bezit heel veel wonderlijke vermogens. Een ervan is dat ze net als god van vorm kan veranderen. Bijvoorbeeld in een smetteloos witte koe. Als zo zo’n koe is, dan kan ze over haar eigen huid heen en weer lopen: over de aarde. En als ze zo’n koe is, kan ze van haar eigen aarde-gras grazen.
Toen de duivelse vorsten haar huid bezeerden, veranderde Moeder Aarde zich in een sneeuwwitte koe. Droevig loeiend hief ze haar kop op naar Brahma, naar god.
Brahma heeft vier armen en ook vier hoofden. Hij heeft de hele wereld geschapen. Hij woont boven in de kosmos op een hemellichaam in de vorm van een lotusbloem. Met onze mensenogen kunnen we hem niet zien.
Maar Moeder Aarde, die geen mens is maar een godin, zag hem heel goed. Loeiend deed ze bij Brahma haar beklag. Meteen nam Brahma haar mee naar de kust van de Melkzee.
De andere goden kwamen in een stoet achter hen aan: Shiva, Ganesha, Indra, Narada, Varuna, Kuvera en hoe ze allemaal ook mogen heten. Honderden, duizenden goden en andere hemelbewoners volgden de schepper met zijn vier hoofden en Moeder Aarde in de gedaante van een witte koe. Het was een wonderlijke stoet… en aan de kust van de Melkzee bleven ze allemaal staan.
De Melkzee is een eindeloze plas van licht, waarin Vishnu woont. En zo waren alle goden bij elkaar.
Brahma droeg hen op om naar de aarde te gaan. Maar niet zoals ze eruit zagen. Op aarde moesten ze verschijnen in de gedaante van gewone mensenkinderen. Allemaal moesten ze ervoor zorgen dat ze samen geboren werden in de koninklijke familie Yadu. Zodat ze met elkaar de aarde konden redden van het gespuis.
Toen Brahma zo gesproken had, dankte de witte koe de Heer. Ze liet de Melkzee achter zich. En was de ronde aarde weer.
En zoals Brahma had gezegd, zo gebeurde het.
Omdat hindoes nog steeds geloven dat de oermoeder soms de vorm van een koe aanneemt, is de koe voor de hindoes in India een heilig dier en ze wordt door hen niet gegeten.
Bij een les over oud India en het hindoeïsme kan het een mooie toevoeging om de kinderen zelf het ohm teken in het schrift te laten maken, maar er kan ook gekozen worden voor een uitgebreidere opdracht in de vorm van het tekenen van bijvoorbeeld één van de drie belangrijkste goden.